DE DELFTSE CHIRURGIJN NICOLAAS VERHEUL

(eerste helft 17e eeuw)

Zicht op Delft. Schilderij van Johan Vermeer (Mauritshuis, Den Haag)

Als zoon van de lakenbereider Cornelis Verheul groeide Nicolaas Verheul samen met zijn twee zussen Beartge en Jannetge op in het begin van de zeventiende eeuw in de stad Delft. Nog jong werd hij geconfronteerd met ziekte en dood. Zijn vader stierf in september 1623 en niet veel later brak er de grootste pestepidemie van de nieuwe eeuw uit in Delft.

Er stierven volgens de begraafboeken van Delft bijna 4200 mensen aan de Zwarte Dood op een bevolking van zo'n 20.000 mensen (1).  De pest was een zeer besmettelijke infectieziekte, die werd veroorzaakt door een bacil (Yersinia pestis), overgebracht door wilde knaagdieren , zoals ratten. Vlooien besmetten dan weer de mens. Na 1 tot 6 dagen ontstond er een puist op de plek van de vlooienbeet, die uitgroeide tot een zwarte zweer, een karbonkel. Na enkele dagen ontstonden er grote pijnlijke en etterende zwellingen in de lymfeklieren, bubonen (builenpest). Hierna ging het met de toestand van de patiënt snel bergafwaarts: hij kreeg hoge koortsen, bloedingen, hallucinaties en onderhuidse plekken die in kleur variëerden van geel en oranje tot paars en zwart. Ook ontstond er longpest, een primaire infectieuze pneumonie die zich verder kon verspreiden zonder dat daarvoor ratten of vlooien nodig waren (2).  De stad was een plek van dood en bederf geworden.

Uit het niets kwam de pest opduiken en binnen een dag kon het gebeurd zijn. Het werd niet voor niets de haastige ziekte genoemd. Men dacht dat de pest zich kon verspreiden via bedorven lucht (miasma). Het was ook niet voor niets dat men dit dacht. Uit de bomvolle kerken, waar de lijken op elkaar gestapeld lagen om begraven te worden, en uit de sloppenwijken, stegen stinkende dampen op. Om deze smerige én gevaarlijke lucht te bestrijden, lieten stadsbesturen brandende teertonnen plaatsen. In de stad vielen de meeste slachtoffers, hoewel niet iedere inwoner evenveel kans had om ziek te worden. De rijken konden zich verschansen in hun grachtenpanden, maar de armen daarentegen konden nergens naartoe. Ze woonden hutjemutje in nauwe steegjes, met hele gezinnen in kleine kamertjes. Hier heersten de beste condities voor de via speeksel zeer besmettelijke longpest, waaraan je binnen een dag kon bezwijken, en voor de ratten, die via hun vlooien de builenpest verspreidden. In de arme, overbevolkte buurten vielen dan ook de meeste slachtoffers. De pest verspreidde zich snel en leek heel besmettelijk, maar de zeventiende-eeuwers begrepen niet precies hoe. Ze hadden wel door dat je beter uit de buurt kon blijven van pestlijders en hun huizen en werkplaatsen

De pestdokter . Paul Fürst.

De anatomische les van Willem van der Meer" door Michiel van Mierevelt. Groot 144 (h) x 198 (b) cm. Olieverf op doek. Museum Prinsenhof, Delft.

Waarschijnlijk was de jonge Nicolaas door deze gebeurtenissen gevormd en wilde hij chirurgijn worden. Hij ging in de leer. In de gildekamer zag hij dan het grote schilderij "De anatomische les van Willem van der Meer " hangen, dat in 1617 door Michiel van Mierevelt was geschilderd.

Hij kon er altijd lang naar kijken. Hij zag hoe dokter Willem van der Meer een openbare anatomische les gaf . Met het mes in de hand stond hij in het midden en had zojuist de onderbuik van de overleden veroordeelde opengesneden. De meest bederfelijke organen werden het eerst benoemd en dan verwijderd: een ervan lag in de schaal die werd opgehouden. Opvallend was dat op één persoon na niemand oplette en naar de docent keek: ieder moest namelijk voor zijn eigen portret betalen en wilde dan ook goed in beeld. Het schilderij was eigenlijk geschilderd door de zoon van van Miereveld, Pieter, die zichzelf ook had afgebeeld, als enige en profil. De les werd gehouden in de kapel (Theatrum Anatonicum) van de Oude Kerk in Delft.

Op het schilderij stonden dan ook een kaars en een geurpotje om de ergste stank te verdrijven. Sommige chirurgijns hadden om dezelfde reden een takje laurier of kruiden in de hand. Zijn oom Jacob Claesz. Schilperoort, die ook chirurgijn was, stond ook op het schilderij.

Nicolaas was trots op het gilde, want Delft liep voorop in de ontwikkeling van de natuurwetenschap en geneeskunde.

De universitair opgeleide geneeskundigen (de doctoren medicinae) hielden zich bezig met de theoretisch-wetenschappelijke benadering van onzichtbare (inwendige) aandoeningen, terwijl de chirurgijns de uitwendige kwalen, zoals huidziekten, verwondingen, ontwrichtingen, botbreuken, het trekken van tanden en kleine operaties voor hun rekening namen. Op aanwijzingen van de doctoren werden ook ander ingrepen toegepast, zoals masseren en baden, het aderlaten, het bereiden en toedienen van medicijnen, verwijderen van galstenen en gezwellen en verloskundige ingrepen.

Doctoren en chirurgijns ontvingen voor hun diensten een jaarsalaris. De vergoedingen voor de chirurgijns waren hoger, maar de doctoren hielden er vaak een particuliere praktijk naast.

 

Zijn moeder was ondertussen hertrouwd met Jan Willemszn, ook een lakenbereider.

Nicolaas woonde als jonge chirurgijn op de Voldersgracht. Ook had hij nog een werkruimte op de Verwersdijk westzij ( 3).

In 1635 en 1636 had hij het druk, want opnieuw had de pest toegeslagen. Gelukkig niet zo erg als tien jaar daarvoor, maar toch waren er uiteindelijk zo'n 1500 doden te betreuren.

 

De Voldersgracht.

Ondertussen had hij een vrouw leren kennen: Maria Philipsdr van Velsen, met wie hij op 25 april 1638 in het huwelijk trad. Een jaar later op 17 april kwam hun eerste kind Anna. Op 21 juni 1640 werd Cornelis gedoopt en drie jaar later op 14 juli 1643 Quirina. Ze noemden haar ook vaak Krintgen. Op 20 september 1644 was het de beurt aan Philips. De doop van Judith was op 24 april 1646. Tenslotte kwam het zesde en laatste kind Maria op 10 januari 1648. Een maand later overleed Jacob Claeszn Schilperoort, de oom van Nicolaas. Zijn huis aan de Appelmarkt kwam in bezit van Nicolaas.(4)

Het Oude Mannenhuis (aan de linkerkant)

Naast zijn werk als "stadschirurgijn" was hij ook verbonden aan de inrichting voor bejaarde mannen en vrouwen. In het Oude Mannenhuis te Delft werden alleen gezonde mannen, die minstens 50 jaar waren en al vijf jaar poorter waren, opgenomen.

Was je ziekelijk dan moest je naar het Oude of Nieuwe Gasthuis. Na de pestepidemie uit de vorige eeuw was er het Nieuwe Gasthuis bijgekomen in het voormalige Maria Magdalenaklooster aan de Verwersdijk. In Oude Gasthuis aan de Koornmarkt was "de grootste commoditeijt en bequaemste gelegenheijt die men ergens sou kunnen desireren". Het had meerdere "ruijme luchtige zalen" alle betegeld met "gebacke tegeltjens om tegen 't ongedierte gepreserveert te zijn" en "elk met een kastje tot gerijf van de patiënten." (5). 

In het gasthuis werden meestal armen verpleegd, want de rijken bleven liever thuis.                                                                             Ook tussen 1650 en 1654 waren er verschillende pestuitbraken, maar wel veel minder heftig.

Delftse Donderslag. Gezicht op Delft na de explosie van 1654 door Egbert Lieversz van der Poel

Toen op de avond van 12 oktober 1654 liep Cornelis Soetens, de beheerder van het Kruithuis de opslag binnen met zijn lantaarn. Een windvlaag verspreidde vonken over de pakken buskruit. De 90.000 pond opgeslagen buskruit ontplofte met een geweldige klap, die vele tientallen kilometers in de omtrek te horen was. De ravage was enorm. De oostkant van de Verwersdijk was volledig weggevaagd.

Delft na de explosie. Tekening door Gerbrand van den Eeckhout.

Het Nieuwe Gasthuis was verwoest. Honderden woningen waren vernield of zwaar beschadigd. Er vielen honderden slachtoffers, wat nog meeviel, omdat veel mensen de stad uit waren vanwege de varkensmarkt in Schiedam. Een van de slachtoffers was de schilder Carel Fabritius. Hij werd zwaargewond onder het puin van zijn woning gehaald en naar het Oude gasthuis gebracht, waar hij alsnog bezweek aan zijn verwondingen.

 

Er moest een nieuw Gasthuis komen en wel buiten de stadsmuren.

Carel Fabritius. Zelfportret.

Kaart van het Pesthuis en omgeving. In 1656 getekend door Jacob Spoor. Links de Oranje Plantage en links boven de Hopstraat.

In 1658 werd Anthony Volcestaert als "huisarts" aangesteld in de inrichting van het Oude Mannenhuis en Oude Vrouwenhuis. Ook Nicolaas bleef hieraan verbonden. Ook werkte hij in het Gasthuis en Pesthuis. Hij werd bijgestaan door de chirurgijn Marcus Bres.(6)

Mensen met "pest, schurft, quaat-seer, roode loop, bloedende of verouwerende aambeij, vierige besmettelijcke koortsen, quaetaerdige geswellen, suspecte en stinckende accidenten en diergelijcke" werden onder gebracht in het pesthuis of wel het Nieuwe Gasthuis.(7)

Het Pesthuis.

In 1661 overleed zijn dochter Maria, dertien jaar oud. Maar er volgden ook bruiloften. In 1667 trouwde Cornelis met Cornelia Lagranje. Een jaar later was het huwelijk van dochter Quirina met Arent van Saenen. Tenslotte in 1772 trad dochter Judith in het huwelijksbootje met de schilder Johannes Verkolje (8)

Enkele jaren later overleed Nicolaas . Op 15 maart 1675 werd hij begraven.

Nicolaas Verheul was één van mijn voorouders. (9)

 

 

Bronnen:

1. "Kromme sikkel des doods, of de pest van 1624 in Delft" Kees van der Wiel en P. Ekamer.

2. Wikipedia

3. Archief Delft: Kadestraleverponding 1632 archief 1 inventarisnummer 01761_ 1 folio 125r: eigenaar/rechthebbende

     Nicolaas Verheul, chirurgijn van beroep postnummer 3 volgnummer 2 Voldersgracht kwartier 04; Kadestrale verponding

     1632 archief 1 inventarisnummer 01761_1 folio 53r eigenaar/ rechthebbende Nicolaas Verheul Verwerdijck Westzij

     postnummer 4 volgnummer 3 kwartier 02;

4. Hollanse Biografiën Jacob Claeszn Schilperoort HoGenDa, samengesteld door H.M. Morien en H.K. Nagtegaal

5. Volgens Van Bleijswijck in zijn 17e eeuwse stadsbeschrijving van zijn tijd.

6. Hollands Historisch Tijdschrift 1986-5 Aspecten van de verzorging van oude van dagen in Delft in de de 16e en 17e eeuw.

     H.I. Houtzager.

7. Zicht op Delft in de 17e en 18e eeuw. Kees van der Wiel.

8. Zie "De kunstschilder Johannes Verkolje" (http://www.vooroudersdenbrokschilder.jouwweb.nl)

9. De afstammingslijn van Nicolaas Verheul naar mij loopt als volgt: Judith Verheul x Johannes Verkolje, Anna Verkolje x

     Cornelis Kans, Maria Kans x Willem Brands, Clara Brands x Hendrik Geert Cuijpers, Maria Henrici Cuijpers x Leonardus

     Boeijen, Joachim Leonardus Boeijen x Jekemijn Brands, Leonardus Boeijen x Maria den Brok, Johannes Boeijen x Anna

     Maria Bokmans, Lena Boeijen x Piet den Brok, Willem den Brok.

 

Willem den Brok, januari 2022

Bijgewerkt tot oktober 2023

 

Wil je terug naar de homesite, klik dan op: Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.